Op 3 oktober 2024 is het 450 jaar geleden dat Leiden werd ontzet. In het jaar voorafgaand aan deze viering neemt historicus Joost Bleijie u in een wekelijkse column mee naar het verhaal van Leidens Ontzet. Wat gebeurde er voorafgaand aan het Ontzet, wie waren de hoofdrolspelers en hoe ging het Beleg en het Ontzet daadwerkelijk? U leest het in de column Leidens Ontzet van A tot Z, met dit keer als onderwerp: De duiven van Willem Speelman.
Wie op een mooie zomeravond over het Rapenburg wandelt, zal het wellicht wel eens zijn opgevallen dat in het pand op nummer 94 een gevelsteen in de muur gemetseld is. Op de rechthoekige steen nemen zowel de Leidse sleutels als een duif zittend op een helm een prominente plek in. De voormalige bewoners van het pand zullen dus wel iets met Leiden en met duiven te maken hebben gehad. En dat klopt! In 1574 woonde in dit pand Willem Cornelisz Speelman samen met zijn zoons Ulrich en Jan. Zij waren speelman van beroep ofwel bespelers van muziekinstrumenten. Vader Willem bijvoorbeeld bespeelde het orgel van de Pieterskerk. Als hobby hielden de Speelmannen duiven. In de laatste dagen van het Beleg waren deze duiven onmisbaar voor de stad. Ze voorzagen de Leidenaren van informatie over de laatste stand van zaken en ze hielden het moreel van de Leidenaren hoog. Voor de reguliere bodes die Leiden van informatie voorzagen was het onmogelijk om Leiden te verlaten laat staan te bereiken.
De postduiven waren een mooie, voor die tijd innovatieve manier van communiceren. Toch waren ze niet altijd betrouwbaar. Zo stuurde geuzenleider Boisot op 1 oktober 1574 een briefje naar de stad met daarop een belangrijk verzoek. De Leidenaren moesten op 2 oktober uitvallen naar de Lammenschans. De geuzen op hun beurt zouden de Spanjaarden vanaf de andere kant aanvallen. Een aanval op de Spanjaarden op twee fronten zou een stuk succesvoller zijn dan op één. Het briefje kwam echter nooit aan in Leiden. Althans, nooit? Het briefje bereikte de stad toen de Leidenaren op 3 oktober hun dankdienst in de Pieterskerk al achter de rug hadden. Ruim een dag te laat dus. De duiven van de Speelmannen speelden zo’n cruciale rol dat er in de laatste dagen van het Beleg een verbod op het schieten van duiven werd afgekondigd. Voor de hongerende Leidenaren was een duivenboutje een welkome versnapering natuurlijk, maar de kans bestond dat je met het schieten van een duif cruciale bode naar het hiernamaals schoot.
Na het Ontzet werden de Speelmannen op een bijzondere manier bedankt voor bewezen diensten. Ze kregen een nieuwe achternaam, Van Duivenbode, en een familiewapen. Dat familiewapen zit nog ingemetseld in de muur van Rapenburg 94. De postduiven troffen een minder gunstig lot. Zij werden al snel na het Ontzet opgezet. Jarenlang hebben ze volgens de verhalen gestaan in de kamer van de Burgemeester in het Stadhuis. Door de eeuwen zijn ze langzaam vergaan. Of vatte ze vlam tijdens de stadhuisbrand in 1929? De waarheid is niet meer te achterhalen.