Op 3 oktober 2024 is het 450 jaar geleden dat Leiden werd ontzet. Na de grootse viering van het Ontzet in 2024 gaat het historische verhaal verder. De Opstand tegen de Spanjaarden hield bij Leiden niet op. Wat gebeurde er met de stad, met de Nederlanden, met de hoofdpersonen en met de Opstand na 1574? U leest het in de column Leidens Ontzet van A tot Z, met dit keer als onderwerp: De Ommelanden na het Ontzet

De Ommelanden stonden in september 1574 flink onder water
Leidens Ontzet is voor de Leidenaren het hoogtepunt uit de geschiedenis. De stad hield stand en werd uiteindelijk door het stijgende water gered. Door het water konden de geuzen de stad bereiken èn waren de Spanjaarden gedwongen om hun schansen te verlaten. In de avond van 2 oktober 1574 gaf veldheer Valdés de Spanjaarden die nog in de schansen gelegerd waren, waaronder de Lammenschans, het bevel om te vertrekken. Het water stond inmiddels tot aan hun middel. Het Hollandse noodweer met slagregens, een stevige zuidwesterstorm en springtij had enorme hoeveelheden water door de 16 gaten in de dijken van de Maas en de Hollandse IJssel doen stromen. Door de stevige wind werden enorme hoeveelheden het Delf-, Schie- en Rijnland ingeblazen en wonder boven wonder was het water helemaal tot aan Leiden gekomen.
Voor de Ommelanden was Leidens Ontzet het dieptepunt uit de geschiedenis. In augustus 1574 toen de dijken net doorgestoken waren, kregen de inwoners van de Ommelanden het bevel om te vertrekken. Vanwege het stijgende water, maar ook vanwege de aanwezigheid van de Spanjaarden kon hun veiligheid niet meer gegarandeerd worden. Dus verlieten de nodige Ommelanders hun woonplaats. Veel van de dorpen rondom Leiden hadden in de jaren

De polders bij Zoeterwoude waar de geuzen doorheen moesten
voorafgaand aan het Beleg al het nodige te verduren gehad. Om een vrij schootsveld te creëren en om dus goed zicht op de omgeving te hebben, werden de nodige gebouwen in de omgeving gesloopt. Kerken, kloosters, maar ook woningen en bomen gingen tegen de vlakte. Tijdens het Beleg deden de Spanjaarden dat nog eens dunnetjes over. Ook zij sloopten de nodige gebouwen. Bovendien roofden zij de spaarzame oogsten en namen de nodige bezittingen van de Ommelanders mee. Het water deed de rest. Als er nog iets van de bezittingen van de Ommelanders overeind stond, dan werd het in september 1574 verzwolgen door het water.
Vanwege onenigheid had het Hoogheemraadschap van Rijnland in de jaren voor het Beleg weinig aan waterwering gedaan. Wallekanten en sluizen waren nauwelijks onderhouden. Molens om de polders weer droog te malen waren er ook niet meer. De Ommelanden bleven zodoende nog jaren na het Beleg onder water staan. De bewoners keerden maar mondjesmaat terug naar wat eens hun woning en hun erf was geweest. Pas aan het eind van de jaren ’70 waren de Ommelanden weer enigszins bewoonbaar. De Staten van Holland had financiële compensatie aan de Ommelanders beloofd. Die compensatie is echter nooit gekomen. Ze stonden er alleen voor. Het waren de Ommelanders die de werkelijke prijs voor het Ontzet van Leiden betaalden.