deel 21 – Noodmunten van Papier

deel 21 – Noodmunten van Papier
Het was een voor de 16e eeuw behoorlijk inventief idee. Alsof de Leidenaren van toen de stadsslogan Leiden Stad van Ontdekkingen al in de praktijk wilden brengen. Vanwege een tekort aan munten die in omloop waren, besloten de Leidenaren om munten van papier te maken. Edelmetaal was er niet in de stad maar papier was er voldoende. Vooral in de leegstaande Katholieke kerken waren er misboeken te over. Als je 50 velletjes tegen elkaar perst en daar een munt van maakt, heb je een aardig alternatief voor de zilveren munten. Het zouden de eerste betaalmiddelen van papier worden. Waar tegenwoordig betalen met papieren geld vanwege het vele digitale betalen op z’n retour is, was het voor die tijd revolutionair. Het was een echte ontdekking dat je ook noodmunten van papier kon maken.

Willem van Oranje gaf Leiden op 12 december 1573 toestemming om papieren munten te drukken. De Leidenaren konden maar lastig wennen aan het papieren geld. Dat had te maken met de intrinsieke, de werkelijke waarde van de munt. Een zilveren munt had qua edelmetaal dezelfde waarde als wat er op de munt gedrukt stond. Een papieren munt natuurlijk niet. Daar stond wel op dat het bijvoorbeeld 5 stuivers waard was, maar in werkelijkheid was het een stuk minder. Een stapeltje gerukte papiertjes waren geen 5 stuivers waard. De Leidenaren vertrouwden de munten niet en lieten ze het liefst links liggen. Er kwamen al snel valse papieren munten in omloop. Om de valsmunterij tegen te gaan werden de munten ingenomen en kregen ze een nieuwe stempel van echtheid.  

Over de introductie van papieren munten gaat een mooie anekdote. Op de munt stond naast de Hollandse leeuw de stadspreuk Haec Libertaris Ergo. Dat was tegen het zere been van dominee Taling uit de Pieterskerk. De stijve Calvinist trok tijdens een kerkdienst, waar stadsecretaris Jan van Hout en Burgemeester Van der Werf bij aanwezig waren, fel van leer tegen de spreuk op de noodmunten. “Achterlijke zwijnen” zo noemde Taling de mensen die dit bedacht hadden. Omdat Van Hout een van de bedekers van de munten was, voelde hij zich niet alleen aangesproken maar ook bijzonder gekrenkt door Taling. Hij zou tijdens de dienst zijn opgestaan, zijn pistool getrokken hebben en aan Van der Werf de vraag hebben gesteld of hij ‘hem van de kansel mocht lichten’. Het zou wat geweest zijn als Van Hout uit woede Taling van de kansel had geschoten. Van der Werf gaf Van Hout uiteraard geen goedkeuring. Na het eerste ontzet (maart 1574) werden de papieren munten weer vervangen door echte.  

Bron afbeelding: Noodmunt gebruikt tijdens het Beleg van Leiden, 1574 – Collectie Museum De Lakenhal, Leiden.   

Deel dit bericht:
Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram

Gerelateerde berichten

Pre-order het boek:
De geschiedenis van Leiden!