deel 25 – Soldatenvolk

deel 25 – Soldatenvolk
Ze waren nogal lomp en onbehouwen, de soldaten die sinds 1572 in Leiden gelegerd waren. Toen Leiden in de zomer van 1572 de kant van de Nederlandse Opstand en de kant van Willem van Oranje koos, sloten ze de poorten voor de Spanjaarden en openden die voor de geuzen. Heel veel steden deden dit. Om de steden te kunnen verdedigen, werden er één of meerdere garnizoenen ingekwartierd. Zij moesten in tijden van oorlog en in tijden van toenemende vijandschap de stad en haar inwoners beschermen.
De ingekwartierde soldaten trokken een zware wissel op de stad. In de beeldvorming zijn de soldaten van de Geuzen helden en redders. Voor Leiden gold dat op 3 oktober 1574 ook zo. Het waren de geuzen die Leiden binnenkwamen met hun platbodems gevuld met haring en wittebrood. Geef die lui een lintje zou je nu zeggen. Vergeten wordt dat de geuzen net als de Spaanse soldaten een groot probleem vormden voor steden en voor de ommelanden. Zo ook in Leiden en omstreken. Ze gingen rovend en plunderen over het platteland op zoek naar iets te eten of naar iets van waarde. Soldij werd nauwelijks op tijd uitgekeerd en dus struinden de soldaten, Spaans of Geus, het land af op zoek naar voedsel en kostbaarheden. Die laatste werden weer verkocht om aan inkomsten te komen. Plunderen hoorde in die tijd bij oorlogvoering en bij het levensonderhoud van iedere soldaat. Nadat veldslagen waren gewonnen of steden waren ingenomen, gaf de winnende veldheer de soldaten (meestal) 24 uur de tijd om plunderend door een streek of stad te gaan. Hoe afgrijselijk ook, het was in die tijd iets dat bij oorlog en het soldatenleven hoorde. Mensenlevens werden daarbij niet gespaard. Vooral de Watergeuzen hadden tijdens hun beroemde landgangen (ze gingen even aan land om een plek te plunderen) een kwaadaardige reputatie. Katholieke geestelijken werden niet gespaard. Niet zelden waren na afloop van de landgangen aan deurposten bungelende geestelijken te zien. Van oorlogsrecht had nog niemand gehoord.
In de stad gebeurde min of meer hetzelfde. Soldaten hadden geen boodschap aan omgangsvormen. Een ingekwartierde soldaat verwachtte van het gezin waarbij hij ingekwartierd was dat hij als een vorst werd behandeld. Het lekkerste eten en het beste drinken was voor de soldaat. De gezinnen kregen hier geen enkele vorm van compensatie voor. En als het even tegenzat vergreep de soldaat zich ook nog aan de vrouw des huizes. Nee, soldaten, Geus of Spanjaard, waren zeker geen lieverdjes. Het was om die reden dat het stadsbestuur van Leiden besloot om de ingekwartierde soldaten na het eerste ontzet in maart 1574 de stad uit te sturen. Die waren ze liever kwijt dan rijk.
Afbeelding: Barthold Entens van Mentheda was een watergeus met een bedenkelijke reputatie – Bron: Barthold Entens van Mentheda in 1572 – Groninger museum 
Deel dit bericht:
Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram

Gerelateerde berichten

Pre-order het boek:
De geschiedenis van Leiden!