
De dijk van de Hollandse IJssel in het huidige Capelle a/d IJssel waar Willem van Oranje op 8 augustus 1574 gestaan moet hebben. Genomen vanuit Rotterdam IJsselmonde
Hoe het precies gegaan is, is niet bekend. Feit is wel dat Willem van Oranje samen met een (groot) aantal leden van de Staten van Holland op 8 augustus 1574 op de IJsseldijk in het huidige Capelle aan den IJssel stond om toe te kijken hoe de dijken van de Maas en de Hollandse IJssel werden doorgestoken. Gelijktijdig werden de sluizen bij Maassluis en Vlaardingen opengezet in de hoop dat de het water het achterliggende land in zou stromen en hoog genoeg zou komen te staan om het land tot en met Leiden onder water te zetten. De tactiek van inundatie had bij Alkmaar een klein jaar eerder tot het ontzet van de stad geleid. Nu de situatie van Leiden in de zomer van 1574 steeds slechter werd, was het doorsteken van de dijken volgens Oranje de enige mogelijke reddingsboei voor de stad.
Het was een risicovolle strategie waartoe de Staten van Holland op aandringen van Willem van Oranje op 31 juli 1574 besloten hadden. Sterker nog, de kans dat de tactiek van het inunderen van het land zou slagen was uiterst klein. Allereerst was het lang niet zeker dat het land daadwerkelijk onder water zou komen te staan. Daar was heel, heel veel water voor nodig. Als het water er wel zou komen dan was het nog maar de vraag of Leiden zou halen. De Hoogheemraadschappen van Delfland en Schieland, waar het water eerst in moest stromen, lagen lager dan het Rijnland waar Leiden in lag. Hierdoor moest het water dus een soort ‘drempel’ over om Leiden te bereiken. De Landscheiding vormde deze drempel in het landschap. Daarnaast was er echt Hollands noodweer nodig om het water tot Leiden te krijgen. Alleen bij hele harde wind uit zuidwestelijke richting, slagregens en springtij zou het water tot aan Leiden komen.

bron afbeelding: fietsroute watersnood 1953 op www.gemaalhaastrecht.nl
Lang niet iedereen was blij met de door Oranje en de Staten van Holland genomen maatregel van het doorsteken van de dijken. Boeren die in het achterland woonden, vreesden dat de oogst wederom verloren zou gaan en dat ze dus wederom nauwelijks inkomsten zouden hebben. Zij zetten uit frustratie menigmaal de sluizen weer dicht. Bovendien maakte het water het land voor een lange tijd onvruchtbaar. De IJssel maar met name de Maas hadden in die tijd nog een open verbinding met zee. Dat betekende dat het water dat het land in zou stromen ‘brak’ was. Ofwel een combinatie van zoet en zout water. Nee, er moest dus ‘heel wat water door de maas en IJssel stromen’ voordat het plan van Oranje een succes zou zijn.