Hutspot

Volgens de legende sloop het weesjongetje (let op: weesjongetje) Cornelis Joppensz op de vroege ochtend van 3 oktober 1574 over de ingestorte Koepoort de stad uit en liep hij voorzichtig in de richting de grootste schans die de Spanjaarden tijdens het Beleg van Leiden hadden opgetrokken namelijk de Lammenschans. Daar trof Cornelis Joppensz een verlaten legerkamp aan met een nog warme pot hutspot op een smeulend vuurtje. Cornelis Joppensz at zijn buikje vol en keerde daarna terug naar de stad. Met de hutspot zo gaat het verhaal. We weten dat dat niet waar is: Gijsbert Schaeck nam de hutspot mee naar Leiden. Deze hutspot is te vinden in Stedelijk Museum de Lakenhal.

Het beeldje van het ‘weesjongetje’ Cornelis Joppensz bij Leiden Lammenschans

Wat weten we over de Hutspot zelf? Over het gerecht? Het zag er in ieder geval anders uit dan de hutspotten die wij nu eten. De hutspot uit 1574 was eerder een soepje dan een stamppot zoals we die thans kennen. Dat heeft alles te maken met de aardappel. In 1574 zat er nog geen aardappel in de hutspot. Als er al aardappelen waren in die tijd dan werd dit gegeven aan het vee als voeding. Mensen aten nauwelijks aardappelen. Pas aan het eind van de 16e eeuw is de aardappel ‘uitgevonden’ als voedsel voor mensen. Daarvoor ontbraken ze dus op het menu van de mensen van toen. De hutspot van de Spanjaarden bestond uit peen, ui en de nodige specerijen. Het was een zogenaamd eenpansgerecht. Alles ging in één pan boven het vuur.

Als de Spaanse soldaten mazzel hadden dan zat er ook een stuk vlees bij. Dat werd, net als de hutspot gekookt boven het vuurtje. Vaak ook in dezelfde pot. Dit vlees heet Klapstuk. Of runderborst. Het vlees wordt gesneden van de korte ribben van de rund ook wel klapribben genoemd. Vandaar het woord klapstuk. Dit vlees moet, om het goed eetbaar te krijgen, lange tijd gestoofd worden. Op een pot met vuur waarin ook de peen en uien zaten, kon dit goed. Tegenwoordig eten we hutspot steeds vaker met een bal gehakt of met ene rookworst. Dat is een beetje heiligenschennis, want die horen uiteraard niet bij de hutspot. In sommige literatuur kom je tegen dat er ook witte wortelen, de zogenaamde pastinaak, in de Leidse hutspot ging. In het boekje een kleine geschiedenis van de hutspot heeft culinair journalist Jacques Meerman dit weerlegd. De pastinaak stond in die tijd niet op het menu van de Spanjaarden en de Leidenaren. Hutspot is overigens ook geen Spaans gerecht. Waarschijnlijk is het door de huursoldaten uit de Duitse gebieden meegenomen naar de Nederlanden.

Deel dit bericht:
Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram

Gerelateerde berichten

Pre-order het boek:
De geschiedenis van Leiden!