In december 1573 vroeg Leiden toestemming aan Willem van Oranje om noodmunten van papier te drukken. Er was papier genoeg in de stad. Dit in tegenstelling tot edelmetaal. Willem van Oranje gaf hier toestemming voor en dus ging Leiden over tot het drukken van munten van papier. De pagina’s van misboeken die in de leegstaande katholieke kerken stof aan het vangen waren werden hiervoor met wel 50 tegelijk tegen elkaar aan geplakt waarna er een munt van gemaakt werd. Op de munten was een leeuw te zien en de stadsspreuk Haec Libertatis Ergo: Omwille van de Vrijheid
Over de introductie van papieren munten gaat een mooie anekdote. Op de munt stond zoals gezegd de stadspreuk Haec Libertatis Ergo. Dat was tegen het zere been van dominee Taling uit de Pieterskerk. De stijve Calvinist trok tijdens een kerkdienst, waar stadsecretaris Jan van Hout en Burgemeester Van der Werf bij aanwezig waren, fel van leer tegen de spreuk op de noodmunten. “Achterlijke zwijnen” zo noemde Taling de mensen die dit bedacht hadden. Omdat Van Hout een van de bedekers van de munten was, voelde hij zich niet alleen aangesproken maar ook bijzonder gekrenkt door Taling. Hij zou tijdens de dienst zijn opgestaan, zijn pistool getrokken hebben en aan Van der Werf de vraag hebben gesteld of hij ‘hem van de kansel mocht lichten’. Het zou wat geweest zijn als Van Hout uit woede Taling van de kansel had geschoten. Van der Werf gaf Van Hout uiteraard geen goedkeuring. Na het ontzet werden de papieren munten weer vervangen door echte.
Bron afbeelding: Verzilverde papieren noodmunt van 20 stuivers uit het beleg van Leiden, 1574 – collectie Lakenhal