Klooster Lopsen voor ‘pestleiers’

Klooster Lopsen voor ‘pestleiers’

Tijdens de zomermaanden van 1574 woedde de pest in Leiden. Omdat de stad hermetisch gesloten was en niemand de stad in of uit kon komen, verspreidde de ziekte zich snel. Iedereen had wel iemand in zijn of haar omgeving die aan de pest leed of aan de pest had verloren. Het was voor de mensen uit die tijd niet de vraag of maar wanneer je te maken zou krijgen met een epidemie. Hoe de ziekte te bestrijden wist men in die tijd nog niet. Er was geen behandeling voor de pest, laat staan dat men wist waar die ziekte vandaan kwam. Omdat de samenleving in de 16e eeuw diep religieus was, zagen de mensen de pest als een straf van God voor een losbandig leven dat er in de ogen van velen geleefd werd.

Narmstraat (de straat naast Lido)

Ondanks dat men weinig wist over de pest, nam het stadsbestuur wel maatregelen. Zo moesten huizen waar zogenaamde ‘pestleiers’ ziek op bed lagen of huizen waar iemand recent aan de pest was bezweken vanaf de buitenkant goed zichtbaar zijn. Er werd stro aan de deur gehangen als signaal dat mensen om dit huis met een boog heen moesten lopen. Het verzorgen van de mensen met de pest was vaak een kerkelijke aangelegenheid. Het Pesthuis zoals we die nu nog kennen aan de Plesmanlaan bestond nog niet. Die is pas halverwege de 17e eeuw gereed gekomen toen de pestepidemieën al waren geluwd. Het huidige Pesthuis is dan ook nooit voor ‘pestleiers’ gebruikt.

Als zieken niet thuis werden verzorgd, dan werden ze overgebracht naar de kloosters. Klooster Lopsen was een van die buiten de stad gelegen kloosters waar mensen die aan de pest leden naar toe werden gebracht. Klooster Lopsen, dat lag op de plek waar nu de Narmastraat te vinden is, is er al lang niet meer. De Leidenaren die pestleiers verzorgden waren duidelijk zichtbaar. Ze hadden vaak een soort Venetiaans masker met een snavel op. Dat was niet voor de lol. In de 16e eeuw dacht men dat de pest iets te maken had met de slechte luchtkwaliteit in de stad. Op veel plaatsen in Leiden was de stank, mede door de open riolen die er waren, niet te harden. Daarom droeg men bij het behandelen een soort masker met een snavel. In die snavel zaten kruiden waardoor je de stadsstank niet kon ruiken. Dat zag er heel onheilspellend uit, maar was het dus niet. Het had een praktische reden.

Deel dit bericht:
Facebook
Twitter
LinkedIn
Pinterest
Telegram