Ergens onder het water van de Oosterschelde liggen de resten van Reimerswaal. Ooit een levendig Zeeuws stadje dat in 1375 stadrechten kreeg, nu geworden tot het Nederlandse Atlantis. Door de eeuwen heen heeft Reimerswaal de strijd tegen het water verloren, net als bijvoorbeeld de Romeinse nederzetting bij Katwijk, de Brittenburg, de strijd tegen het water verloor. Water is door de eeuwen heen een van onze belangrijkste bondgenoten geweest in de strijd tegen de nodige vijanden. Neem Alkmaar en Leiden: beide steden hielden stand tegen de Spanjaarden niet zo zeer omdat er flink gevochten werd, maar omdat het stijgende water de Spanjaarden deed laten vertrekken. Een eeuw later werd Holland eveneens gered door het water. In 1672, het Rampjaar, werden de Nederlanden vanuit drie kanten aangevallen. De oprukkende Fransen konden maar ternauwernood gestopt worden doordat een gebied van Muiden tot aan de Maas onderwater gezet was. Dat gebied, de Oude Hollandse Waterlinie, redde Holland. Naast bondgenoot is het water ook altijd een van onze meest geduchte vijanden geweest. Neem de Sint-Elisabethsvloed in 1421 of de Watersnoodramp in 1953. Grote gebieden van de kustprovincies stroomden met enige regelmaat vol met water. Dat was bij Reimerswaal precies zo. Van Reimerswaal is niets meer te zien. Ergens onder de Bergsediepsluis waar de N659 precies over de grens van Zeeland en Brabant loopt, moeten de resten van Reimerswaal liggen. Los van het zo af en toe voorbij razende verkeer heerst er rust op de plek waar ooit Reimerswaal gelegen lag. Aan de Oesterdam is een resort gevestigd, net als een strand, maar die zijn verlaten als ik op een kille februari-ochtend op de plek sta waar ooit Reimerswaal lag. Er is echt nauwelijks iets te zien. Het Zeeuwse landschap ligt als een rechte streep aan de horizon. Bomen zie je nauwelijks. Het is moeilijk voor te stellen dat hier, op deze plaats in 1574 een voor Leiden belangrijke zeeslag plaatsvond: De Zeeslag bij Reimerswaal.
Op 29 januari 1574 troffen de Geuzenvloot en de Spaanse vloot elkaar voor de kust van Reimerswaal. Zeeland was na de inname van Den Briel overgegaan naar het kamp van de Opstandelingen. Veel Zeeuwse steden openden de poorten voor Willem van Oranje en voor de Geuzen. Een uitzondering: Middelburg. Die stad bleef in handen van de Spanjaarden en werd een soort bruggenhoofd in vijandig gebied. De Spaanse veldheer Mondragon zat met zijn troepen opgesloten in Middelburg. De nood werd daar in januari 1574 zo hoog dat bevoorrading van buitenaf noodzakelijk was. Een Spaanse vloot onder leiding van Sancho d’Alvia – die we later nog terugzien op de Mookerheide- vertrok tegen de adviezen in, in de richting van Zeeland met als eindbestemming Middelburg. Oranje had ook een vloot in Zeeland. 40 boten gevuld met Geuzen waren in Zeeland aanwezig. Deze vloot stond onder leiding van Louis de Boisot, de man die we in Leiden als leider van de Geuzen maar al te goed kennen. Op 29 januari kwam het tot een treffen tussen beide vloten. In Reimerswaal kon je op de kades het schouwspel van de zeeslag goed zien. De Geuzen kregen al snel de overhand waarna de Spaanse vloot zich terugtrok in de richting van Bergen op Zoom. De Geuzen versloegen de Spanjaarden, iets dat in die tijd veel indruk maakte. Hoe kon een zooitje ongeregeld voor de tweede keer van de machtige Spaanse vloot winnen? In februari viel Middelbrug in handen van de Geuzen. Oranje was heer en meester in Zeeland. Het vizier kon op Leiden. In februari 1574 was het Beleg van de stad de vierde maand ingegaan.